Thomas Aalderink
Thomas Aalderink Human Interest 14 sep 2017
Leestijd: 8 minuten

Dit is hoe het Cali kartel de drugswereld overnam en er bijna mee weg wist te komen

Pablo Escobar, Amado Carrillo Fuentes, Manuel Noriega, Joaquín “El Chapo” Guzmán. Hun kartels maakten jarenlang de dienst uit in Midden- en Zuid-Amerika, maar gingen uiteindelijk toch ten onder. De honger naar macht was onstilbaar en betekende uiteindelijk hun ondergang. Dat het ook anders had gekund, werd bewezen door het beruchte Cali kartel. Althans, Bijna.

De populaire Netflix-serie Narcos laat Pablo Escobar achter zich en richt zich volledig op de mannen die na de dood van de bekende baron de drugswereld in handen namen: het Cali kartel. Wat nu volgt is het verhaal achter deze heersers van de cocaïnehandel.

Ontelbaar veel moorden, het smokkelen van miljoenen kilo’s cocaïne, prostitutie, afpersing, wapenhandel en het witwassen van miljarden dollars. Het lijkt onmogelijk om mee weg te komen, maar het had niet veel gescheeld of het was het Cali kartel gelukt. De organisatie ontstond in 1977, werkte Pablo Escobar uit de weg en werd uiteindelijk door de DEA bestempeld als de machtigste criminele organisatie ooit.

Leren van andermans fouten

Toch is dit kartel bij velen minder bekend dan bijvoorbeeld het Sinaloa- of Medellín kartel. Dit komt vooral omdat het Cali kartel bewust koos om in de schaduw te opereren. In tegenstelling tot Pablo Escobar die zich graag liet zien en vooral duidelijk wilde maken hoe machtig hij was. Dit werd zijn ondergang en dat was een fout die het Cali Kartel niet wilde maken.

De oprichters van het kartel waren de Orejuela-broers: Gilberto en Miguel. Beide mannen werkten ooit samen met Escobar, maar zagen dat zijn werkwijze een slechte afloop tegemoet ging. Samen met José “Chepe” Santacruz Londoño keerden zij zich tegen Escobar en waren medeverantwoordelijk voor de dood van ‘s werelds bekendste drugsbaron.

Hélmer “Pacho” Herrera voegde zich bij het Cali drietal en maakte het management, dat zich “Los Caballeros de Cali” (de Heren van Cali) noemden, compleet. De strategie om het kartel te laten leiden door vier gelijken (in plaats van een alleenheerser) bleek een meesterzet. De mannen in het bestuur vulden elkaar aan en het kartel voorkwam zo dat het ego van één man voor de ondergang kon zorgen.

Miljardenbedrijf

Halverwege de jaren ‘90 had het Cali kartel negentig procent van de wereldwijde cocaïnehandel in handen. Deze groei was mogelijk, omdat de Amerikanen zich lange tijd bezighielden met de opkomst van heroïne. De cocaïnehandelaren hadden nagenoeg vrij spel. Zo kon het Cali kartel zelfs een distributiecentrum opzetten in New York. Recht onder de neus van de Amerikanen nam José “Chepe” Santacruz Londoño de drugswereld van The Big Apple over.

De omzet groeide tot ongekende hoogte en de miljarden stroomden binnen. Om het geld wit te wassen investeerde het Cali kartel in legale bedrijven. Door middel van een ingewikkeld web aan bedrijven, banken en handelaren verdween het schone geld in de zakken van het kartel. De dollars stroomden binnen en de autoriteiten konden niets anders doen dan machteloos toekijken.

Het Cali kartel werkte als een groot bedrijf met verschillende afdelingen en daarboven het raad van bestuur, bestaande uit de Heren van Cali. Alles werd gedaan om te zorgen dat hun activiteiten niet opvielen. Zo was het als lid verboden om je uitbundig te kleden en in dure auto’s te rijden. Zo min mogelijk aandacht trekken, dat is wat zij wilden.

YouTube

No Description

Steekpenningen boven geweld

Dit was ook terug te zien in hoe zij hun imperium in bedwang hielden. Waar Pablo Escobar niet vies was van geweld, kozen de leiders van het Cali kartel liever voor een andere benadering. Zij wisten dat het omleggen van politici en politie grote gevolgen kon hebben. Om ze toch in bedwang te houden, gebruikte het Cali kartel steekpenningen of richten zij zich tot hun familieleden.

Deze vorm van afpersing was zeer succesvol omdat de inlichtingendienst van het Cali kartel ijzersterk was. Overal hadden ze oren en iedere telefoon werd afgetapt. Het was praktisch onmogelijk om een gesprek te voeren zonder dat de zogenaamd Cali KGB er vanaf wist. Met deze informatie hielden ze politici en politie onder de duim en werd het voor de DEA bijna onmogelijk om een operatie van de grond te krijgen.

Ondanks de bedrijfsmatige benadering en alle moeite om zo min mogelijk op te vallen, kon het Cali kartel niet onder de radar blijven. Alle voorgaande kartels gingen uiteindelijk ten onder, omdat ze te groot en hebberig werden. Dat lot hing ook het Cali kartel boven het hoofd. Daarom bedacht topman Gilberto Rodríguez Orejuela een manier om zichzelf “wit te wassen”.

De DEA was het niet eens met de “overgave” van het Cali kartel en bleef op de drugsbaronnen jagen (foto uit Narcos).

Vrijheidsdeal

De Heren van Cali zouden zichzelf overgeven aan de politie en hun illegale praktijken afzweren. In ruil daarvoor zouden ze een sterk verkorte gevangenisstraf krijgen en mochten ze hun legale bedrijven en vermogen houden, maar nog belangrijker: ze zouden niet uitgeleverd worden aan de VS.

Op het eerste gezicht een slimme deal, maar er bleken ook een paar nadelen aan te kleven. Zo zagen een aantal hoofden van het kartel het niet zitten om op het hoogtepunt uit te stappen. Ook kartels met wie zij samenwerkten werden niet gelukkig van dit besluit, omdat zij op deze manier een belangrijke partner en een groot deel van hun netwerk zouden verliezen.

Nog belangrijker is misschien wel dat de DEA deze deal wilde voorkomen. Zij wisten dat, als de deal door zou gaan, de mannen van de aardbodem zouden verdwijnen. Als ze het Cali kartel nog wilden oprollen, dan moest het snel gebeuren. Ondertussen liepen de Heren van Cali tegen steeds meer problemen aan met andere kartels. Vanuit de schaduw werken werd lastiger, waardoor de DEA steeds dichterbij kon komen.

Klopjacht

Dit leidde op 9 juni 1995 tot de arrestatie van Gilberto Rodríguez Orejuela. Nog geen twee maanden later werd ook zijn broer Miguel Rodríguez Orejuela ingerekend. Beide heren werden in hun eigen huis gearresteerd. Door de arrestatie werd de deal van tafel geveegd en leek het einde van het grootste kartel nabij. Steeds meer leiders werden opgepakt en als laatste gaf Helmer “Pacho” Herrera zichzelf aan bij de politie.

José “Chepe” Santacruz Londoño werd opgepakt op 4 juli 1995. Hij werd opgesloten in een gevangenis in Bogotá, maar ontsnapte een half jaar later op 11 januari. Hij keerde terug in de drugswereld en vermoordde 27 personen die eventueel tegen hem zouden kunnen getuigen. Toch kon hij niet lang van zijn vrijheid genieten. Dankzij een anonieme tip wist de politie hem te vinden. José probeerde nog wel te vluchten, maar werd geraakt door een politiekogel en kwam om het leven.

Ook Helmer “Pacho” Herrera had niet het geluk om aan een natuurlijk dood te sterven. Het jongste lid van de Heren van Cali probeerde het beste te maken van het gevangenisleven. Hij ging bedrijfskunde studeren en organiseerde sportwedstrijden voor de andere gedetineerden. Op 4 november 1998 werd hij neergeschoten door zijn oud adviseur Rafael Angel Uribe Serna, die hem kwam opzoeken. Waarom is niet precies duidelijk, maar naar alle waarschijnlijkheid ging het om een wraakactie van een ander kartel.

Verraden door hun eigen beveiliging

Dat de leiders in korte tijd gepakt konden worden, was vooral te danken aan Jorge Salcedo. Hij was lange tijd onderdeel van het beveiligingsteam van het Cali kartel en schopte het uiteindelijk tot hoofdbeveiliging. Jorge was iemand die geweld zoveel mogelijk probeerde te vermijden. Toen de druk op het Cali kartel groeide, werd het geweld steeds erger. Salcedo kon zich hier niet in vinden en besloot om de DEA te helpen in ruil voor zijn veiligheid.

Hij deelde de locaties van de gebroeders Orejuela, zodat ze opgepakt konden worden. Dankzij zijn hulp konden de twee grootste drugsbazen van dat moment achter de tralies gezet worden. Jorge werd vervolgens overgebracht naar Amerika en kreeg daar getuigenbescherming. Gilberto en Miguel kwamen vast te zitten in een Colombiaanse gevangenis, maar dit betekende niet het einde van het Cali kartel.

Niet te stoppen met tralies

Vanuit de gevangenis bleven ze hun illegale praktijken voortzetten. Amerika wilde daarom dat beide heren uitgeleverd zouden worden, maar omdat er geen uitleveringsverdrag was ging dit niet door. Bijna tien jaar lang konden ze vanachter de tralies invloed uitoefenen op de Colombiaanse drugswereld.

Tweederde van hun straf zat er in 2004 op, toen de regels werden veranderd. Uitlevering werd mogelijk, mits bewezen kon worden dat beide heren strafbare feiten pleegden vanuit de gevangenis. Dit lukte en zo begon een nieuwe strafzaak tegen de oprichters van het Cali kartel. Opnieuw werd een deal gemaakt, maar deze was een stuk minder gunstig dan de deal die ze midden jaren ‘90 wilden sluiten.

Het einde van het Cali kartel

Gilberto en Miguel verklaarden zich schuldig te hebben gemaakt aan het importeren van cocaïne naar de VS. In ruil kregen ze dertig jaar gevangenisstraf en ging de familie van beide heren vrijuit. Gilberto zit tegenwoordig in een het Federal Correctional Institution Butner in Noord-Carolina. Zijn broertje Miguel zit een staat lager in FCI Edgefield in Zuid-Carolina.

Sinds de broers vast zitten op Amerikaans grondgebied, is contact met hun kartel niet meer mogelijk. De uitlevering van Gilberto en Miguel betekent daarmee indirect ook het einde van het ooit zo machtige Cali kartel. De kans dat beide heren ooit nog van hun vrijheid kunnen genieten is nihil, want zelfs met eventuele strafvermindering zijn ze rond de negentig jaar oud wanneer ze vrijkomen.

Schrijf je in voor Manners Weekly!

Elke vrijdag echte verhalen regelrecht in je mailbox.